12.1.11

De egel

Een verhaaltje voor iedereen die denkt dat het niet meer slechter kan gaan:
Op een keer had de egel zoveel spijt van zichzelf dat hij al zijn stekels uit zijn rug trok.
‘Er komt ook nooit iets van mij terecht!’ riep hij, terwijl hij wit en bibberend onder de linde stond.
Het was een koude dag, laat in het najaar. De wind gierde door de kale takken van de bomen en de golven zwiepten hoog op in de rivier. De kraai zat diep in zijn veren gedoken in de eik, en de eekhoorn trok zijn staart stevig om zijn nek.
Zo stond de egel daar midden in het bos, met al zijn stekels in zijn hand.
‘Ik had het kunnen weten,’ zei hij, meer tegen zichzelf dan tegen wie dan ook. ‘Ik had het moeten weten.’
De eekhoorn zag hem daar zo staan en riep, vanuit zijn deur: ‘Egel! Wat is er met jou gebeurd?’
‘Iets wat ik had kunnen weten,’ riep de egel terug.
‘Wat had je kunnen weten?’
‘Dat het zo ver met mij zou komen.’
‘Hoe ver is het dan met je gekomen?’
De egel maakte een hulpeloos gebaar, terwijl er kleine rode stippeltjes op zijn witte vel verschenen en zijn lippen steeds blauwer werden. Maar hij zei niets. De eekhoorn liet zich uit de beuk zakken en ging naar hem toe.
‘Ik betreur toch zoveel,’ zei de egel toen de eekhoorn voor hem stond. ‘En ik weet nog niet half wat!’
‘Egel, egel,’ zei de eekhoorn. ‘Wat heb je gedaan? Zo kun je toch niet verder?’
‘Nee,’ zei de egel. ‘Dat bedoel ik.’
Toen liet hij zijn hoofd zakken en keek hij alsof hij de grond in wilde kruipen.
‘Zo ken ik je niet,’ zei de eekhoorn.
‘Zo zonder stekels?’ vroeg de egel. ‘Of zo moedeloos?’
‘Zo beide,’ zei de eekhoorn. ‘En zo bedroefd.’
‘Ja,’ zei de egel. ‘Zo ken ik mezelf al heel lang niet. En dat is verschrikkelijk.’
Het begon te sneeuwen en de eekhoorn vroeg de egel of hij met hem meeging, naar huis, om een beetje warm te worden.
‘Goed,’ zei de egel.
In het huis van de eekhoorn dronken zij zoete thee, terwijl een sneeuwstorm begon te razen. En toen het donker was vertelde de eekhoorn een treurig verhaal over een kiezelsteen, waar de egel tot zijn verbazing heel vrolijk van werd.
Later die avond stak de eekhoorn de stekels een voor een terug in de rug van de egel.
‘Blijf vannacht maar hier,’ zei hij.
‘Dat had ik nooit gedacht,’ zei de egel, stralend. En voor hij in slaap viel, op de bank van de eekhoorn, zei hij nog: ‘Misschien is het toch minder ver met mij gekomen dan ik dacht.’
‘Welterusten,’ zei de eekhoorn die niet meer wilde weten wat de egel bedoelde.
-Toon Tellegen, Langzaam zo snel als zij konden

Geen opmerkingen:

Een reactie posten